
Door: Tom van Doormaal
De oorlog in Oekraïne heeft de wereld op zijn kop gezet: geen probleem is het zelfde gebleven en elke dag brengt nieuwe onderwerpen waar ons bestuursapparaat geen weg mee weet. Daarin moeten we kiezen: schrijf je over parlementaire vliegen meppen, of over datgene waarvoor ons politiek systeem is ingehuurd. Dat is geen klein vraagje, dat ik Marc Chavannes voor heb gehouden, maar de suggestie sprak hem niet aan.
Maar toch: hoeveel zin heeft het je druk te maken over het gedoe in het parlement, als er alleen maar crisissen en gebrek aan controle in de kranten staan? Ruud Koole schreef over Twee Pijlers, een electorale en een niet electorale. Chavannes zegt dat je minder moet bouwen aan de kust, want de zeespiegel ging toch stijgen? Laten we politiek en bureaucratische kwaliteit uit elkaar halen. Chavannes verweert zich tegen mijn kritiek, want als je over voetbal schrijft kun je de bal niet negeren, maar hoe het elftal loopt, bouw van stadions en mensenrechten doen er toch ook toe?
Kunstmatige intelligentie
De nieuwe tekst database Chat GPT had een vrije research modus open staan en ik vroeg: “hoe kunnen de rol van de politiek en de rol van beleidsuitvoering praktisch worden gescheiden?” (Ik vertaal maar: de voertaal was Engels). Binnen twintig seconden reageerde het systeem:
“Het kan lastig zijn een volledige scheiding te maken tussen de rol van de politiek en de rol van de uitvoering, omdat de twee vaak vervlochten zijn. Niettemin zijn er enkele manieren waarmee de rollen kunnen worden onderscheiden en tot op zekere hoogte kunnen worden gescheiden:
- Vastleggen van heldere lijnen van verantwoordelijkheden, zodat de uitvoerders van beleid niet worden afgeleid door politieke voorkeuren…
- Waarborgen van transparantie en afrekenbaarheid, waardoor de invloed van de politiek op uitvoering van beleid vermindert…
- Scheppen van een onafhankelijk beleid makend lichaam, waardoor meer accent op feitelijk gefundeerd beleid en uitvoering mogelijk is…
- Duidelijke doelen en beleidsdoelen bepalen, waardoor betere aandacht voor de resultaten mogelijk is en de invloed van de politiek vermindert…”
Het antwoord van de GPT database is door mij wat ingekort, maar ik werd wel vrolijk van het begrip dat ik aantrof, in de miljoenen of misschien miljarden documenten van deze kunstmatig intellect data base. Ik vroeg ter controle ook een vers over de geneugten van het zweefvliegen in de stijl van Shakespeare en ook daarvoor kan ik niet anders dan een score “prima” melden.
Doenvermogen
Wat zou het doenvermogen betekenen? Het woord duikt op in een motie van Klaver en Ploumen over artikel 68 van de grondwet. De motie is voorgesteld op 29 april 2021.
Ik schreef er eerder over in “Antropoloog op het Binnenhof”, medio dit jaar.
Wat staat in artikel 68 GW? Wel iets met een zekere actualiteit , als we denken aan de Toeslagenaffaire, de mondkapjesdeal en het prijsplafond energie.
De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.
Op zich is de Grondwet helder, maar wat betekende de motie 28362, nr. 44? Het kader was het wantrouwen dat de ouders /rechthebbenden van kinderopvangtoeslagen ten deel viel, dus de motie pleitte voor:
- Geen wantrouwen
- Versterkte rechtspositie
- Geen racisme
- Betere informatie positie Tweede Kamer
- Voldoende aandacht voor uitvoering en gevolgen van beleid
- In elk geval voor het doenvermogen van mensen bij elke wetsvoorstel.
De laatste twee punten vooral brengen mij nogal in verwarring: kan het parlement zichzelf aansporen om voldoende aandacht te hebben voor uitvoering en gevolgen van beleid? Kan bij elk wetsvoorstel het “doenvermogen” worden bekeken, in een “doe het zelf” artikel? Moet het parlement alles in een vroeg stadium weten?
Beleid moet worden uitgevoerd, zou ik denken, de gevolgen van beleid zijn de kern waarom het gaat. Een pleidooi voor “doenvermogen” lijkt mij dan dicht bij verantwoordelijkheid afschuiven: “burger, dit is het kader, verder regelt u het zelf maar.” Maar ik wil goede bedoelingen niet te na spreken.
Uitgewoonde taal
Soms komen beschouwers in de buurt van de waarheid, zoals Hugo Priemus en Jan van der Schaar, geleerde volkshuisvesters. Zij schrijven:
“Het klassieke probleem van de uitvoering, de verhouding tussen binnendienst en buitendienst, de street-level bureaucraat ten opzichte van de centrale leiding, het zijn organisatievraagstukken die aanvankelijk wellicht weinig werden onderkend en die één van de belangrijkste onderwerpen vormde bij de parlementaire enquête (bouwsubsidies).”
Het ging om een “verdere normering van de uitvoering van beleid”, Het “beperken van de vrijheid van onderhandeling tussen rijk (centraal en uitvoeringsorganen) en de gemeenten.” Het NKS (normkostensysteem) was ook “een normering van het subsidieverkeer tussen rijk en gemeenten en dus een beperking van de onderhandelingsvrijheid van de gemeenten.” Allen noemden we dit “decentralisatie”.
Ik citeer nu uit een gedenkboekje voor mijn DG Johan Koopman. De linguïstische ondermijning van het begrip decentralisatie heeft voorzover mij bekend nooit de openbare publicaties van de hooggeleerde heren gehaald.
Dit is een voorbeeld uit de volkshuisvesting, maar het verbuigen van betekenissen van woorden doet onze huidige premier Rutte heel goed. Een woningzoekende is geen stakker die een onderkomen zoekt, maar een woonconsument, die door de markt het gevraagde product moet worden aangeboden. Dat is depolitisering.
In 2010 werd het ministerie van volkshuisvesting opgeheven, omdat het probleem was opgelost, volgens Stef Blok. Nu staan we voor een immens tekort, dat niet binnen 10 jaar valt weg te werken, omdat bouwen eindeloos ingewikkeld is gemaakt.
Kwaliteit
Toen ik hoofd PZ was bij het DGVH (directoraat generaal volkshuisvesting) werd ik bezocht door een eigenaardige medewerker. Hij klaagde er over dat hij door iedereen werd gehinderd om zijn werk te doen. “Wat is je taak dan?”, vroeg ik. Ik ben ingehuurd om de kwaliteit van ambtelijke werkprocessen te bewaken in de administratieve organisatie, zei hij ongeveer. Maar hij werd niet langer dan een jaar getolereerd. Toen was hij op een zijspoor beland en hoefde hij niets te doen en mocht hij zich nergens mee bemoeien. Het was een eigenaardig type, dus niemand geloofde hem of mij… Ik mocht hem wel, dus poogde hem weer een plek te geven.
Maar dat lukte niet erg, want ook zijn reputatie begon tegen te werken. De herinnering zit mij dwars. Het lijkt of er toen een korte periode was van ambtelijk zelfbewustzijn, waarin vooral rationele ketens van beleid werden gezocht; haalbare doeleinden, realistische financiering en regulering van middelen, toetsbare resultaten. We doen net alsof we die ketens hebben, maar het politieke belang is zelden rationeel of haalbaar.
Uiteindelijk begon hij met zijn Oostduitse vrouw een minicamping en eethuis op het platteland van de ehemalige DDR. Dat ging hen redelijk goed af. We bleven ons druk maken over de inhoud van het werk en de kwaliteit daarvan, voorzover de organisatie dat toeliet. En schreven daar verhalen over.
Kort voor zijn plotselinge dood kreeg ik een sollicitatiebrief van hem aan de huidige minister van Financiën, die ik voor hem fatsoeneerde. “En lees Noreena Hertz”, adviseerde hij me.
Linksom
Wat wilde ik ook al weer zeggen?
Dat het denken in het parlement wel wat scherper zou kunnen: “doenvermogen” betekent niks en aandacht voor uitvoering en gevolgen van beleid is zoiets als ademhalen voor een mens. Het pleidooi daarvoor is absurd.
Dat de juiste woorden moeten worden gebruikt voor de juiste dingen en dat onze woorden politiek kunnen verkleuren, zoals Victor Klemperer in de conext van het Derde Rijk liet zien. Veel woorden krijgen politieke ladingen, die niet altijd goed werken.
Dat we beter moeten denken over de bedreigingen van de democratie; de parlementaire kant is van belang, maar ook de pijler van de instituties, die helpen, andere overheden, belangen organen, rechtspraak, autonome toezichthouders.
Chavannes schrijft goede verhalen, maar van voetbal heeft hij geen kaas gegeten. Wat is er mis aan ons systeem? Hoe maken we het beter?