
Door: Tom van Doormaal
Hugo de Jonge is niet te benijden. Hij moet minister spelen, terwijl hij een woningnood moet oplossen, zonder ministerie, zonder provinciale kantoren, met woede en frustratie in het politiek systeem. In Buitenhof (19-02) ging het over zijn regiewet, maar het gebrek aan nieuws illustreert het bestaan van een ravijn tussen de politiek en de uitvoerende bureaucratie.
Het ontbreekt aan een visie op rollen van de markt en overheid, hoe prijsvorming van het bouwbedrijf te controleren, hoe gemeenten en woningcorporaties aan grond te helpen. Vroeger heette dat “grondpolitiek”.
Het congres PvdA/GL had een deelsessie: Van woningmarkt terug naar volkshuisvesting. Ik suggereerde een spiegelbeeldige beleidsuitvoering: als er decennia lang een grotere ruimte voor de marktpartijen is opgebouwd, doe dan in je beleid maar eens precies het omgekeerde. Ik had een voorbeeld: gemeentelijke woningbedrijven stichten, met een goede relatie met lokale besturen, voldoende geld en inzicht in grondverwerving. Maar gaat “de regiewet” van de Jonge helpen bij het opruimen van de woningmarktramp? Ik denk het niet.
Over regie
Regie doen we bij theatervoorstellingen: afzonderlijke spelers, die bijdragen aan een al geschreven stuk. Regie is dan dat gepoogd wordt de interpretatie en accenten beter op elkaar af te stemmen.
Het is een voorzichtige term en een terughoudende rol. De oorzaak daarvan ligt in de bestuurlijke verhoudingen. Het Rijk heeft een aantal centrale wetten (b.v. het huurrecht), de provincie heeft nogal wat in de melk te brokkelen als het gaat om goede ruimtelijke ordening (verkeer, water, milieu), de gemeente over bestemmingsplannen en de organisatie van het bouwproces. Dat is al een mijnenveld van bestuurlijke hindernissen, daarna komen grondeigenaren, aannemers, woningcorporaties en bezwaarden nog.
Maar de Jonge laat dat rollenspel en die verhoudingen ongemoeid. Alleen een stok achter de deur zal vooral strijd opleveren. De minister trekt geen grote broek aan, maar de bestuurders zullen veel reserves hebben, want dat zijn ook dwarsliggers. Vandaar het fletse middenstandswoord “regie”. Maar kan hij echt iets, zonder politieke steun?
Over markt
De politieke discussie over “meer markt” is wat onnozel en modieus gevoerd. Er bestaat natuurlijk geen markt zonder overheid. Concurrentie in het wild is een strijd voor overleven, waar in de grootste en de sterkste doorgaans winnen. Juist op de markt moet de overheid regels maken en afdwingen. De overheid dringt niet binnen in vrije marktprocessen, maar schept die juist.
Regels maken en afdwingen is niet zo simpel. Hoe sturen we hun toepassing en hoe werken ze bij toepassing? Een voorbeeldje: in 2014 bevroeg het parlement minister Schippers over fraude in de medische sector. De NZa (Nederlandse Zorgautoriteit) had die aan het licht gebracht. ‘Als justitie elk strafbaar feit moest vervolgen zou het systeem volkomen vastlopen’, zei ze ongeveer en de Kamer barstte niet uit in verontwaardigd gejoel.
Dat lijkt raar. Een bestuurder moet er voor zorgen dat elk strafbaar feit vervolgd wordt, zeker voorstanders van marktwerking. Wettelijke normen moeten worden nageleefd en gehandhaafd. Maar hoe doen we dat en welke gevolgen heeft dat dan? Hoe streng moeten we regels handhaven? De huisvesting kent het probleem.
Gruyters, Brokx en Kafka
“Voorzitter, u bent bezig punaises te poetsen, maar u vergeet de kist”, zei minister Gruyters, toen hij werd bevraagd over de strakke toepassing van de regels. De ouderen zullen het zich herinneren. Zijn staatssecretaris Brokx wees ook op de gevolgen van een te rigide opstelling: “Als men een wet, een regeling, in alle omstandigheden strikt toepast, is de zaak simpel. Je computeriseert die regelingen, stopt alle aanvragen die onder die regeling kunnen vallen in de computer en een kind kan verder de was doen. Er komt een aanvraag. Groen licht: toegestaan. Rood licht: afgewezen. En de ambtenaren kunnen dan verder Kafka gaan lezen.” (Naschrift van een getuige”, p. 107)
Het ging om het bouwen van woningen door beleggers en de rijkspremie, gebaseerd op de gegevens van de bouwers. De HID van Zuid Holland (Hoofd Ingenieur Directeur) vroeg of de stichtingskosten gecontroleerd moesten worden. Over die vragen werd binnen “de dienst” verschillend gedacht. De HID: “Er zijn er die zeggen: ’wij moeten ons daarmee bepaald niet gaan inlaten. Als wij die weg op gaan is het einde zoek. Hoge stichtingskosten werken, via de tabel, door in de huren. Dat straft zichzelf. Anderen daarentegen zijn van oordeel dat met het controleren en beheersen van de stichtingskosten van huurwoningen het rijks belang onmiskenbaar wordt gediend.” (ibid. p.155)
De kwestie speelde nu rond de veertig jaar geleden en werd door het parlement een ontslag(Brokx) waard gevonden. Daarna kwam de affaire Bos, van aannemer Koops, waaraan een groot opgezette parlementaire enquête werd gewijd. Dat bouwers mensen zijn, die wel eens wat ruimte willen scheppen in regels, snap ik nog wel. Maar wat zijn de gevolgen voor beheersing en controle?
Waar is het zelfkritisch vermogen van onze politiek? Schade afhandeling, (Groningen) vergoedingen, vlottrekken vastgelopen levens (Toeslagen)? Stikstof en boeren? Het parlement wilde snelheid, eerlijkheid en rechtvaardige afdoening? Alleen kreeg het stagnatie in beton, want het systeem corrigeert zichzelf niet. Daarvoor is “nieuw leiderschap” nodig, wat dat ook moge betekenen.
De uitvoerende bureaucratie rond de volkshuisvesting heeft historisch gezien, wel aan de burger geleverd, zo laat de reeks programma’s van Mariëlle Tweebeeke zien. Steden zijn vernieuwd, de woningbouw is door Bogaers op tempo gebracht, al kun je twisten over de stedenbouwkundige resultaten. Maar dan komt het ”meer markt” idee…
Uitvoerders verkeerd geleid
Stef Blok was zo trots: “De woningmarkt draait als een zonnetje.” Jarenlang had hij de ruimte voor de sociale huurwoningmarkt verkleind, door maatregelen rond huur, huurgeschillen, verkoop van sociale huurwoningen, beleggers te stimuleren tot investeren, huurders richting koopmarkt te treiteren. Door de lage stand van de hypotheekrente lukte hem dat vrij aardig.
Verontrustend is een blog van het IMF (10 april 2018) over de penetratie van beleggers op woningmarkten, omdat prijsbewegingen van het vastgoed mondiaal vrij synchroon lopen. Als de huizenprijs in Tokio stijgt, gebeurt dat ook in Londen en Amsterdam. Kennelijk zijn de beleggers door het beleid inmiddels dominant. Maar rendementsoverwegingen op kapitaal staan haaks op de ambitie sociaal te huisvesten, dat weten we best.
Eenvoudig idee: de ruimte voor rendementsoverwegingen moet kleiner, zodat het probleem van betaalbaarheid aangepakt kan worden. Dat is “fundamenteel herontwerp”, waarover oud ombudsman Alex Brenninkmeijer het had. De Grondwet fundeert het recht op wonen: wat is dat in bestuurlijke zin? De wetgevers van de Woningwet wisten heel goed wat zij deden: aan de “revolutiebouw” werd voor 1900 goed verdiend, maar de kwaliteit van leven van de huurders verbeterde langzaam. De ongelijkheid van inkomens en vermogens moest ook dalen, een beleid op het vlak van de sociale zekerheid ontwikkeld. (AOW, ABW, etc.)
In de Woningwet draait het om de spanning op bestuurlijk niveau (samen werken van Rijk en gemeenten) en op het niveau van de markt (samen doen van woningcorporaties, pensioenfondsen, beleggers, aannemers). Met die spanning werken we nu ruim een eeuw. Maar de regiewet van Hugo de Jonge verandert daar niets aan.
Geen regie, maar directie
De regiewet heeft nogal wat open einden: drie bestuurslagen met een eigen financiering, een grondpolitiek waarin de markt vrij spel heeft, juridische belemmeringen door het eigendomsrecht. Zoals ik eerder schreef: als de boer een opkopende grondspeculant ruikt, pakt hij zijn hooivork. Daar heeft de politiek het naar gemaakt.
De ombudsman pleitte voor een “fundamenteel herontwerp”. Dat lijkt mij ook nodig om het broddelwerk der machtige marktgelovigen op te ruimen. Laten we het daar over hebben.
Kernpunt: wie doet lokaal de goede dingen voor het verkrijgen van bouwlocaties? Wie zorgt er voor beheerste prijsvorming en een voldoende aandeel van sociale woningen? De minister vindt dat het nationale bouwprogramma leidend moet zijn. Maar wat is de waarde van 30% sociaal in Blaricum?
Niet meer nodig waren ze: de kantoren van de HID in de provincie, waar men voor de kritische datum in de rij stond om de plannen in te dienen, die voor subsidie moesten worden aangemeld. Van mij mogen ze terug komen. Daarvoor heb je een departement nodig, dat weet wat het wil en dat in de subsidieregelingen en huurbeleid (?) tot uitdrukking brengt.
Mijn eerste voorstel was: bevorder goed toegeruste gemeentelijke woningbedrijven, zorg er voor dat ze middelen hebben voor een dominante rol op de lokale grond en woningmarkten.
Mijn tweede voorstel is: zorg voor provinciale directies, ongeveer zoals vroeger de HID kantoren, met deskundigheid van ontwikkeling van bouwprojecten, verlokkende subsidies en stimulering van bouwplannen.
Op mijn eerste voorstel heb ik wel wat positieve commentaren gehad. Maar als degenen die zich druk maken over de volkshuisvesting zich niet beter bedienen van deze algemene benadering, blijft het behelpen en zal de Jonge de zoveelste bewindsman zijn, die zijn tanden stuk bijt op de volkshuisvesting. Het is na ruim honderd jaar Woningwet een onverdraaglijk perspectief.
Leuk als je bediend wordt door de gemeentebestuurder in je woonplaats. De gemeente Overbetuwe geeft aan geen notie te hebben over de eigen rol in de huisvesting. Als er geen initiatief is doet de gemeente niets. “Overbetuwe voert op dit moment geen actieve grondpolitiek. “Dus we kopen geen grond om woningbouw mogelijk te maken Dat zou kunnen veranderen bij een concreet project–” De wethouder ziet er wel iets in: “Het zou de gemeente kans geven om pro-actief te handelen.” (De Gelderlander, 22-02-23)
Ik had het opgeschreven: de gemeente heeft geen idee wat te doen om woningen te kunnen produceren, de kennis ontbreekt vrijwel geheel, men geeft zich willoos over aan de markt, de investeerders, etc.. De woningcorporaties, waar de gemeente er drie van heeft, zijn bij de wethouder niet in beeld.
Met zulke vrienden heeft Hugo de Jonge geen vijanden meer nodig. Alleen de strijd om een plek in de boeken over het wonen, zal hij er niet mee winnen.