Hugo de Jonge is niet te benijden. Hij moet minister spelen, terwijl hij een woningnood moet oplossen, zonder ministerie, zonder provinciale kantoren, met woede en frustratie in het politiek systeem. In Buitenhof (19-02) ging het over zijn regiewet, maar het gebrek aan nieuws illustreert het bestaan van een ravijn tussen de politiek en de uitvoerende bureaucratie.
Het ontbreekt aan een visie op rollen van de markt en overheid, hoe prijsvorming van het bouwbedrijf te controleren, hoe gemeenten en woningcorporaties aan grond te helpen. Vroeger heette dat “grondpolitiek”.
Het congres PvdA/GL had een deelsessie: Van woningmarkt terug naar volkshuisvesting. Ik suggereerde een spiegelbeeldige beleidsuitvoering: als er decennia lang een grotere ruimte voor de marktpartijen is opgebouwd, doe dan in je beleid maar eens precies het omgekeerde. Ik had een voorbeeld: gemeentelijke woningbedrijven stichten, met een goede relatie met lokale besturen, voldoende geld en inzicht in grondverwerving. Maar gaat “de regiewet” van de Jonge helpen bij het opruimen van de woningmarktramp? Ik denk het niet.
Over regie
Regie doen we bij theatervoorstellingen: afzonderlijke spelers, die bijdragen aan een al geschreven stuk. Regie is dan dat gepoogd wordt de interpretatie en accenten beter op elkaar af te stemmen.
Er hing een montere sfeer op het congres, vol zelfvertrouwen en inspiratie. Dat heb ik ook wel anders gezien. Bij de gezamenlijke ingang van de beide partijen stond een heerlijke dwaas met luidspreker alle narigheid bij elkaar te schreeuwen, of het nou door ons kwam, de huidige regering, Europa, of Amerika of Rusland, voor hem was het geen probleem of verschil.
Ik werd daar vrolijk van. Van Alexander de Roo (GL), kreeg ik een gezamenlijk pamflet van beide partijen over het basisinkomen in handen gedrukt, teneinde die in de zaal te verspreiden. Dat leverde hier en daar ook nog serieuze gesprekjes op.
Ik trof Peter Kerris, gedeputeerde in Gelderland, en hield hem over de volkshuisvesting ongeveer de volgende redenering voor:
Een jaar of veertig geleden schafte Gerrit Brokx zonder gerucht of gedoe de gemeentelijke woningbedrijven af. De markt kon het zelf wel en moest de ruimte krijgen. We weten nu dat de markt het verknoeid heeft en een grote betaalbaarheids- en kwaliteitsproblemen veroorzaakt. En een schrijnend tekort aan woningen.
Laten we die weg terug daadwerkelijk kiezen en nieuwe gemeentelijke woningbedrijven mogelijk maken. Dat zou volgens dezelfde logica de ruimte voor marktpartijen weer kleiner maken. Het zou de greep van gemeenten op de werkelijkheid in het bouwen en de lokale grondspeculatie kunnen vergroten. We hadden het nog wat over die werkelijkheid, het gespeculeer op stijging van prijzen bij grondbezitters, de totale wantrouwigheid bij de boeren, die terecht een hooivork pakken, als iemand het over aankoop van grond wil hebben. Peter wist niet zeker of het zou helpen, maar hij vond de logica prima en het onderwerp ook. Het zou de kloof tussen randstad en provincie ook wat kunnen overbruggen.
Ik zocht het vergaderzaaltje op waar het thema “van woningmarkt naar volkshuisvesting” zou worden besproken. Het debat wordt nogal gehinderd doordat iedereen een eigen patent oplossing heeft en een moralistische houding kiest jegens de commerciële marktpartijen. Die mekkeren natuurlijk over hun rendement van 4%, maar dat je niet hoort te mopperen over je rendement als je sociale huurwoningen in stand wil houden, zei niemand. Zouden we collectief kunnen denken over wat strategische wendingen?
Van A naar B
Wat vind ik zelf eigenlijk, na een leven in dienst van de volkshuisvesting? De titel “van woningmarkt naar huisvesting” sprak me aan, maar gingen we daarover de discussie aan? Eigenlijk deden we dat niet. Kamerlid, wethouders uit het land en Cody Hochstenbach voor de klas, verder een overvloed aan toehoorders in een te klein zaaltje. De details over de regels, het niveau van de huren, de plannen voor de kleine woningen, de analytische inzichten, punten systemen en voorrangsregels, het vloog weer voorbij. In mijn afdeling heb ik ook bij die gesprekken gezeten, die allemaal tot vrijwel niets leidden. Ik vind het goed bedoeld, maar het was toch tijd voor actie? Er waren nogal wat praktijkmensen, maar zijn dat de strategen? Denk ik nu zo eigenaardig?
Remkes is geen filosoof, maar toch spreekt hij soms interessante tekst uit. Onlangs zei hij dat zijn werk om de boeren weer aan tafel te krijgen toch vooral een taak van de politici was, die hem hadden gevraagd om hulp. Hij was geen bemiddelaar, geen onderhandelaar, maar een gespreksleider; slimme man toch wel. Politici horen zelf verbindingen te maken tussen tegenstellingen, dat is het democratisch systeem.
Steekt daar diepzinnigheid achter? Onze wereld is op gedeeld in systemen die ergens verantwoordelijk voor zijn. De socioloog spreekt dan over “functioneel gedifferentieerde subsystemen”. De verantwoordelijkheid voor hun taak moeten die systemen zelf dragen, de inzichten daarover groeien door hun denken en handelen. De communicatie tussen samenhangende systemen moet door de politiek bevorderd worden. Werkt dat een beetje?
Een vastlopende wereld?
Nu onderscheiden we ook politiek en bestuur. We doen dat met de dimensie boven en onder en het onderscheid tussen doel en middel. Het Rijk is de baas, we hebben een middenlaag, de provincies en de gemeenten aan de basis. De politiek kiest de doelen door een debat over waarden, het bestuur (ambtenaren en doelorganisaties) doet de uitvoering.
Erg goed werkt dat geheel niet: we hebben de schandalen rond de kinderopvangtoeslag gehad, we corrigeren de energieprijs door iedereen een bijdrage te geven, straks door een prijsplafond, we geloven in de heilzame werking van de markt in de zorg, we geloven dat het milieu en de natuur gered worden door karrevrachten aan maatregelen, die dwingend moeten worden opgelegd aan marktpartijen. De huisvesting gaat goed voor de oppervlakkige beschouwer, maar de tekorten aan woonruimte zijn een vloek voor kleumende vluchtelingen.
Waarom vind ik de politiek nog interessant ? De PvdA nodigt mij uit om mee te praten over de programmatekst voor de provinciale verkiezingen. Ik lees dat “woonruimte van voldoende kwaliteit een fundamenteel recht” is. Dan zakt de moed mij in de zwemvliezen: natuurlijk vind ik dat ook, maar het is toch geen programmatische mededeling?
Hoe gaan we de strijd tegen dat hardnekkige woonruimte-tekort voeren, is toch de vraag? Kennelijk is de verbinding tussen politieke leiding en het praktisch aanpakken van problemen niet zo simpel.. Kijk naar stikstof, boeren, woningtekort, schoon water, energieprijs, toeslagen. De lijst is eindeloos. We praten veel, maar wie doet er iets effectiefs?
En als het antwoord “niemand” luidt, wat betekent dat dan voor de aantrekkingskracht van politieke partijen? Als een keuze voor de ene of de andere partij geen verschil maakt, dan is dat niet best voor onze democratie.
Hoe moet het verder met politieke partijen? Kunnen we ter zake doende verschillen in opvattingen, in afwegingen, belangrijker maken voor het resultaat van onze politieke ambities?
Ambtelijke organisaties
Misschien moet er iets gedaan worden aan de effectiviteit van de organisatie van de uitvoering. Je kunt denken aan verdere privatisering, maar ook aan een grotere ambtelijke autonomie. Het vraagt andere vormen van kaderstelling en bewaking van kwaliteit.
“Think society, not economy”. Het is de voorlaatste zin uit “The market system” van Charles E. Lindblom.
Het markt systeem realiseert een verbazende samenwerking in de hele samenleving, nationaal en wereldwijd en helpt de vrede bewaren. Maar de andere kant, de regel ‘quid pro quo’ , die op de markt heerst, is een uitdaging voor juist dat begrip samenleving.
Het is de kortste samenvatting van het dilemma waar je als sociaaldemocraat voor staat. Lindblom schrijft een boeiend boek over de markt, maar het gaat om de samenleving, niet over de economie.
Het probleem: doen de marktpartijen en de sociale instituties ongeveer wat je wilt en hoopt? Ik zou de drs uit Buitenveldert nog graag hebben gesproken over dit thema, maar Den Uyl is er niet meer. Hoe laat de huidige Minister van Volkshuisvesting, Hugo de Jonge, de markt voor zijn doelen werken? In mijn laatste geschrift noemde ik zijn doel van 900.000 woningen “witte magie”. Wie gelooft daar in? Een woningbouwplan van een beetje omvang neemt al gauw twintig jaar voorbereiding.
Van zelf doen naar…
Laten we toch nog maar eens kijken naar wat er veranderde. Ik ben in 1965 lid geworden van de PvdA en heb me altijd sociaaldemocraat gevoeld. In de woelingen in Amsterdam (jaren zeventig) heb ik wel getwijfeld aan de koers van de partij en de discussies niet altijd bewonderd.
Ik werkte bij de VARA, waar Marcel van Dam mijn immer afwezige baas was. Maar we hadden intense discussies over de richting van de samenleving, de vrede, de huren en de inkomens, de rol van de vakbonden.
Op een wat langere rit door ons land, viel mij het aantal vlaggen op: prinsje of prinsesje jarig? Neen, onze driekleur hing ondersteboven uit protest.
Is dat een politieke aankondiging van een “omwenteling”? Dat nu ook weer niet, want wie in de politiek geeft een consistent geluid en geloofwaardig geluid over alle crisissen en al het gepruts? Die vraag is verontrustend. Komt het gezonde verstand niet meer aan de oppervlakte? Of is ons systeem zo gebrekkig geworden dat wij ons niet meer uit ons zelf geschapen moeras kunnen bevrijden?
Openbare discussie
Dat zijn wel vervelende vragen. We zien een moeizaam openbaar debat, veel gekakel, maar zelden praktische uitkomsten. Het woord kinderopvangtoeslag kennen we nog amper, de schade aan de woningen in Groningen is niet afgehandeld, om maar eens twee velden te noemen, waar je competent handelen zou mogen verwachten. De uitvoering van wat politiek als nodig wordt gevoeld, faalt nogal. Over buiten slapende asielzoekers durf ik het niet te hebben, want dat is erger dan beschamend.
Robert Reich, minister arbeidsmarkt onder Clinton, weigert invitaties voor talkshows. De media beslissen over twee immens belangrijke dingen: “(1) de onderwerpen ter bespreking; (2) hoe die onderwerpen worden ingekaderd. Deze twee besluiten zijn bepalend voor de onderwerpen waarop het publiek de aandacht richt (uit een bijna oneindig aantal dat dagelijks op borrelt) en wat daarover te bediscussiëren valt (uit een bijna oneindig aantal mogelijkheden.)”
Bepalende bureaucratie
Omgekeerde vlaggen en wezenloos gekakel op TV en in het parlement: hoe is het mogelijk geworden? Is het omdat de VVD meent dat “de markt” zijn werk moet doen, terwijl rechts eigenlijk niets vindt? Het lijkt er op, maar de PvdA heeft niet veel meer aan visie te bieden. De bureaucratie zou moeten uitvoeren, onder leiding van een politiek, met inspiratie en richting. George Orwell schreef in 1945, mijn geboortejaar: “Het punt is dat de relatieve vrijheid die we genieten, afhangt van de publieke opinie. Het recht is geen bescherming. Regeringen maken wetten, maar of ze uitgevoerd worden en hoe de politie zich gedraagt, hangt af van de algemene stemming in het land.”
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.