Incompetente stamppot


Door: Tom van Doormaal

De nieuwe coalitie is al op veel manieren onder vuur genomen. Ik ben het met die kritiek wel eens, maar ik wil iets anders vertellen. De kern is dat het inhoudelijk weinig betekenis heeft, vol wensdenken zit op de inbreng van NSC na; maar het is procedureel over de rand. Het verhaal is geen kaderstelling, waarmee een regering en zelfbewust parlement invulling aan kunnen geven, maar een selectie van onderwerpen, gedetailleerd waar de partijen dat wilden, zwijgzaam waar ze er niet uit kwamen, vederlicht als het gaat om financiële orthodoxie. (zie b.v. de kritiek van Bas Jacobs)

Of het akkoord “extreemrechts” mag heten, mag men in de Tweede Kamer bediscussiëren. Ik vind daar niet veel van. Soms is het uitgesproken conservatief, soms ondermaats jegens vreemdelingen, weinig toekomstgericht of visionair.

Wilders heeft een diepe wens: ’a working class hero is something to be’, alleen hoe de regering dat gaat doen is lastig. Of gekozen wordt voor de werkende klasse of voor ondernemers en bezitters is mij nog niet zo duidelijk. Maar het gaat mij om andere dingen.

Programkabinet
Toen de partijen elkaar slecht bereikten, kwam Kim Putters met een innovatieve formule: een program op hoofdlijnen zou de verhouding tussen regering en parlement vrijer maken. De afspraak dat de partijleiders in de kamer zouden blijven droeg daar aan bij, was het argument Dat was voor Omtzigt een vijgenblad om zijn deelname aan deze combinatie te kunnen verdedigen voor zijn kiezers en fractie.

Vrij gewoon is dat wat er nu ligt een combinatie is van heel oud beleid en een beetje nieuw, soms gedetailleerd (rode diesel!), soms wat globaler, soms helemaal niks. (pensioenwet, Lelystad Airport). Dat het akkoord maar 26 pagina’s lang is geworden, kon mede lukken door simpel verzwijgen van problemen en geschillen. Die compactheid is een verdienste, maar meer ook niet.

Waarom moet je zoeken om een fundamentele algemene redenering over een hoofdlijn te vinden? Het is een politieke samenwerking en geen coalitie, dus meer dan kaders waarin thema’s worden uitgewerkt hoefde niet. Zijn er hoofdlijnen te vinden, die een kader kunnen vormen voor een vrije dialoog tussen regering en parlement? Waarom is dat zo weinig gebeurd? Ik denk door de dominante “boekhouders logica”: bij een beleid behoort een maatregel, een budget en een begroting. Dat dwingt tot een maatregel en middelen schema. En het leidt tot schematisch denken.
Maar we zouden het toch over een in te vullen programma hebben, in een vrije dialoog tussen regering en parlement??

Akkoord en competentie
Iedereen was zo blij met het akkoord, dat alles werd vergeten. “de zon ging weer schijnen” zei Wilders.
De VVD vond niet lang geleden dat men alleen moest gedogen. Dat gaf rimpelingen, maar nu wordt meegedaan. Enige inbreng valt nog wel te herkennen.
Ook NSC wilde niet, maar ook hier is de intentie van een beter bestuur nog te herkennen.
BBB wilde graag en bracht de conserverende belangenstrijd in, zonder veel toekomst of nadenken.
De PVV inbreng munt uit door onbegaanbare paden en buitenrechtelijke oplossingen; hun ijskast is gevuld met bedorven waren, al zien ze er lekker uit.

Het was moeilijk genoeg om weg te blijven van de boekhouders logica, maar het ging toch nog over een programmatisch akkoord? Dan zou je toch verwachten dat de binding van de fracties niet nodig was, maar het verhaal werd wel aan de fracties voorgelegd: ter goedkeuring, ter bij praten? Waarom precies? Niemand die het vroeg.
Vraag is natuurlijk: wat zou de vorm van zo’n programakkoord kunnen zijn en welke kennis heb je daarvoor nodig? Is die kennis nog ergens en valt die te benutten? Voor een Putters program is dat nodig.

Een program, zoals Putters had gewild zou per onderwerp een contour moeten hebben, ongeveer zo:
• Wat zou per wanneer je doel zijn? (b.v. binnen 10 jaar)
• Hoe zou de dynamiek kunnen worden vormgegeven binnen het beleidsterrein?
• Of: kan de markt werken, onder welke centraal gestelde voorwaarden?
• Wat betekent het perspectief voor de samenwerking met provincies en gemeenten?

Hier komen we bij mijn karakterisering: het is niet alleen beleidsmatige stamppot, maar ook incompetente. Het schetsen van globale contouren, die een toekomstbeeld vormen is een vaardigheid, die in het schematisch denken en het vermarkten van uitvoeringskennis is verdwenen. Wat zou je in de program-coalitie van Putters willen weten? Ik probeer maar eens wat.


1. Overheid en marktwerking
Voor iedereen doet de verhouding tussen markt en regelende overheid er toe.
Het program biedt hier en daar wel een beetje richting, maar soep is er niet van te koken. Het FD rekent voor dat het rijk in personeelssterkte met 29,4 % groeit, in aantallen van 109.000 naar147.000 sinds 2012. Tijdens Rutte III groeide het aantal mensen dat belast is met communicatie en voorlichting van 600 naar 800. Wilders: de reputatie van streng asielbeleid gaat werken. Dan heb je nog duizend voorlichters extra nodig. Haal je dan die 22 % bezuiniging?

De markt won aan populariteit in de neoliberale jaren, hetgeen ook leidde tot een limiet op de inhuur van externen, via de zogenaamde Roemer-norm. Wat is daarvan terechtgekomen? Het totaal aan externe inhuur lag in 2023 op 15%, terwijl de norm 10% als maximum noemde. Waarom slaagde het Rijk niet in handhaving van de eigen norm?
De privatisering van energie bedrijven en transport daarvan via het stroomnet en leidingen was ook ruimte voor de markt.. Het probleem van de overbelasting van het stroomnet kennen we inmiddels, maar recent is de boodschap van Tennet (beheerder van het hoogspanningsnet) dat energie levering in de jaren dertig in gevaar komt. Ondernemen betekent winst maken, maar toch ook je product leveren?
Privatiseren zou goedkopere producten en diensten opleveren met meer kwaliteit. Toezichthouders zouden bewaken dat de tarieven voor gebruikers en de noodzakelijke investeringen in evenwicht bleven. Maar dat is voortdurend in debat: b.v. in het openbaar vervoer, de NS, het stroomnet, het gasnet.
Klopt het concept van de marktwerking en zijn gevolgen nog wel?


2. Huisvesting
Over de huisvesting ontbreken kader stellende redeneringen volledig. De mildheid in de commentaren is onbegrijpelijk. Het beleid van de laatste decennia heeft tot grote tekorten en immense betaalbaarheidsproblemen geleid. Tegelijk is er door investeerders en huizenbezitters fors verdiend en vermogensgroei ingeboekt.

Hoe zou een coalitie zich kunnen binden aan doorslaggevende verandering?
Je zou kunnen morrelen aan de hypotheekrenteaftrek en dan wat flinker dan nu gebeurt, maar dat doen we niet. Je zou moeten zorgen voor terugdringen van marktpartijen, b.v door een regeling te treffen waarin huurders meeprofiteren van de waardestijging van het vastgoed, niet (buitenlandse) investeerders rijker maken.
Je zou aan de onderkant van de woningmarkt een nieuwe “sociale sector” kunnen ontwikkelen. Die zou, in tegenstelling tot vroeger, kunnen worden gefundeerd op een gecontroleerde kavelprijs voor betaalbare woningen. Dat kost de overheid geld, maar de opwaartse trend van de onbetaalbaarheid van het wonen heeft grote sociale en economische nadelen.

Coördinatie en regie van het bouwproces kan via een regie door een minister, maar ik ben daarin ervaringsdeskundig. Het directoraat generaal van de volkshuisvesting omvatte in mijn tijd 1800 ambtenaren (jaren negentig). Dus zeggen dat je dat wilt en tevens een terugdringen van ambtelijke capaciteit wilt, maakt die beloften betekenisloos.
Centrale coördinatie is te bewerkelijk voor de Haagse bureaucratie. Liever mede betrokkenheid van provincie en gemeenten en minder centralisme Je zou daartoe een vorm moeten vinden, b.v. een hoofd ingenieur directeur in elke provincie, die de rijks visie op de ruimtelijke ordening kent, een systeem over de prijsbeheersing van de grond en een aantrekkelijk systeem van grondkostensubsidiëring, die ertoe leidt dat de lokale krachten de juiste dingen doen.

Hoe ruimen we de immense procedurele hindernisbaan voor bouwprojecten op? Het Rijk heeft hiervoor al enige jaren ervaring opgedaan met de RcR (Rijkscoördinatie Regeling) om de traagheid bij aanleg van windparken te verminderen. Er valt in de betreffende paragraaf wel zorg over het voorgaande te lezen, maar er moet “een doorbraak geforceerd” worden is nogal vaag. Een “Woontop” doet sterk denken aan het Landbouwakkoord: als alle “ usual suspects” aan tafel zitten worden de belangen verdeeld buiten het parlement om; dat lijkt ongewenst voor het “inslaan van een nieuwe weg” .


3. Industriepolitiek
Hoe moet Nederland de kost verdienen: handel, logistiek, geldkapitalisme, agro-industrie en land en tuinbouw. Dat levert wringing op. Sicco Mansholt moderniseerde de landbouw door schaalvergroting, om tijdens zijn levensavond de fouten in te zien, die aan zijn beleid zaten. De tuinbouw is groot, maar functioneert bij de gratie van een dubieuze groep arbeidsbemiddelaars, die weinig hebben met regels en die ook gemakkelijk ontduiken. De gevolgen vinden we in de migratiecijfers terug: het is een bedrijfstak die drijft op deze buitenlandse arbeid, om het woord uitbuiting niet te gebruiken.

Schiphol moet een hub zijn, maar wat is het economisch voordeel van al die overstappers? De geluidhinder is groot, de normering faalt opzichtig, de gehinderden vangen alleen maar bot: Winsemius vond er het woord “Schiphollen” voor uit.
Waarom moet ons land zo’n grote agrarische sector hebben? Onze grond is goed, maar ons kleine landje behoeft niet de halve wereld te voorzien van voedsel, want de mest blijft bij ons. Niet computermodellen moeten onze milieubelasting normeren, maar gezond verstand; vrijwillige uitkoop van boeren kan leiden tot evenwichtiger grondgebruik…..

Kortom, deze komende regering zou zich historisch verdienstelijk kunnen maken door een visie te ontwikkelen op een industrie- en werkgelegenheidspolitiek en daarvoor in overleg met het parlement instrumenten te ontwikkelen. Die kans zie ik door kortzichtigheid en gebrek aan competentie verloren gaan. Bij alle nieuwelingen aan tafel is dat geen toeval.

Onlangs was er drukte over ASML, een wereldbedrijf uit Brabant. De directie dreigde een andere vestiging te overwegen. De burgemeester van Eindhoven kwam in Buitenhof pleiten voor omvangrijke steun om de openbare ruimte aan te passen voor 30.000 nieuwe werknemers. Onze demissionaire regering schoof kort daarna 2.5 miljard naar Eindhoven, want zo’n succesvol bedrijf moest blijven. Hulde, maar incidentenpolitiek.

P.S. Opmerkelijke opmerking van Aboutaleb: “maak Wilders premier”. Rekent hij op chaos in de formatie? Dat is weinig bestuurlijk. Rekent hij op onvermogen van Wilders om netjes bij nieuwe verkiezingen uit te komen? Remkes liet zich door de VVD gebruiken tegen Plasterk; dat was urgent, maar het illustreert ook de kleingeestigheid in Den Haag.

Een gedachte over “Incompetente stamppot

  1. Het kamerdebat grotendeels gevolgd, exclusief de storingen. Veel mag, maar het debatje over de Palestijnen als ‘ nepvolk’ vond ik akelig. De combinatie met de arrestatie bevelen van het strafhof en het wegkijken bij de genocide vraag vond ik niet te verdragen. Wat een ideologische verschansing. Links en rechts zijn zinvolle begrippen in het verkeer en de architectuur, maar niet meer in de politiek.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.